Het was marktdag. Kerk en koffiekamer waren net open. Het grote bord verwelkomend buiten bij de voordeur gezet. In de kerk de kleine lichtjes in de ranken van de wijnstok, ooit gemaakt door pastoor Wiel Meertens, aangestoken. Zachte muziek. Geur van versgezette koffie in de vroegere consistoriekamer.
En wij daar, één van de twee gastvrouwen van die morgen en ik. Wij raakten aan de praat. En of het kwam door dat vrolijke zonlicht. Of door zomaar even iets van het geheim van “Ik Ben er bij”? Maar wij ‘zagen’ van alles gebeuren, zich ontwikkelen, uitgroeien. De koffiekamer werd een leuk klein eethuisje. Het binnenpleintje een vrolijk terrasje, een kleine ‘open hof’. En het kerkje zelf -, zou dat nu ook weer niet vaker open kunnen zijn? Niet alleen op marktdag? Of zoals voorheen op zondag? Anders misschien: meer als wijkplaats, werkplaats, broedplaats, open in de stad en voor mensen van de stad? We wisten dat er een stichting in oprichting was, om over zulke mogelijkheden na te denken.
Nu, tien jaar later, nagedacht is er. En hetzelfde gebleven, maar tegelijk anders geworden is er ook. De consistorie, kerkenraadskamer voorheen, met glazen uitbouw meer geworden dan een leuk klein eethuisje. Het binnen- en het voorterrein vrolijke terrasjes.
En het kerkje zelf? Er is, dankzij die aan- en verbouw meer open ruimte gekomen. Ruimte voor “Zin en hapjes” op de eerste zondagmiddagen van de maand. Ruimte als startplaats voor zinvolle wandelingen. Ruimte voor kerstbeleving met vertelling en muziek op de vrijdagen voor kerst.
Ruimte op de donderdagochtenden, om je er welkom te kunnen voelen: hoge kaarsen op de oude koperen kandelaars; een open bijbel; een plek om zelf een kaarsje te branden, na te denken, stil te zijn, tot je zelf te komen, tot de Eeuwige ook? Met een gebed zonder woorden of een mee-gebeden, daar voor klaargelegd gebed? Ruimte om er zomaar binnen te lopen ook. En te ontdekken : ”Hé, een klein, haast verstopt, en veel soberder ingericht kerkje dan haar grote zusjes op de Markt en het Kerkplein”.